Tort and Crime en multidimensionaal onderzoek

iStock_000015892112MediumTort and Crime, achter deze noemer schuilt een beweging in de rechtswetenschap die onderzoek doet naar de verhouding tussen de wijzen waarop het privaatrecht en het strafrecht reageren op schadeveroorzakende gebeurtenissen. Daarbij wordt gekeken naar verschillende niveaus. 

Ten eerste de gronden en de voorwaarden voor het vestigen van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad en de verplichting tot het betalen van schadevergoeding (Tort), alsmede de gronden en de voorwaarden voor strafrechtelijke aansprakelijkheid en de mogelijkheden om in het strafrecht tot genoegdoening voor het slachtoffer te komen (Crime). Ten tweede de doelstellingen en functies van deze vormen van aansprakelijkheid, mede in het licht van morele en normatieve theorieën. Ten derde de procedures die moeten worden gevolgd om tot een vestiging van aansprakelijkheid te komen. Ten slotte de rol en de positie van institutionele actoren, zoals rechters en advocaten, bij het verwezenlijken van aansprakelijkheden. Voor al deze niveaus wordt onderzocht waar ze overlappen, waar ze afwijken, hoe en waarom zij afwijken, of er ‘gaten’ in een rechtsstelsel zijn en of het anders en beter kan. Zie onder meer Dyson, University of Cambridge Faculty of Law Research Paper No. 48/2013.

Onderzoek naar Tort and Crime is uit de aard der zaak een multidimensionaal onderzoek. Wat is nu multidimensionaal onderzoek, zo zal u zich mogelijk afvragen? De term grijpt terug naar de multidimensionale benadering zoals die is gelanceerd door Willem van Boom, hoogleraar privaatrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, in zijn inaugurele rede (zie Van Boom, Structurele fouten in het aansprakelijkheidsrecht, 2003, p. 36). Dit idee is opgepakt en uitgewerkt tot multidimensionaal onderzoek door Ivo Giesen in diens inaugurele rede bij de Universiteit Utrecht (zie Giesen, Handle with care, 2005, p. 17-24).

Wanneer ik het gedachtengoed van beiden samenvat, komt de multidimensionale benadering er in de kern op neer dat aan de traditionele juridische onderzoeksmethodologie binnen een bepaald rechtsgebied nieuwe inzichten en perspectieven ontleend aan andere rechtsgebieden (interne rechtsvergelijking), andere rechtsstelsels (externe rechtsvergelijking), en/of andere disciplines (interdisciplinair) worden toegevoegd. Aldus komen er bij de resultaten verkregen met de traditionele juridische onderzoeksmethoden binnen het specifieke rechtsgebied, hetgeen bijvoorbeeld het privaatrecht of het strafrecht kan zijn, één of meer dimensies bij. Die dimensies worden gevormd door hoofdzakelijk een vergelijking met een ander rechtsgebied, een ander rechtstelsel en/of een andere discipline: hoe is het in dat andere rechtsgebied of stelsel geregeld? Wat zijn aldaar uitgangspunten, concepten, beginselen, normen, regels, procedures etc.? Waarom zijn die anders dan of gelijk aan het eigen stelsel? Welke onderliggende presumpties en argumenten zijn er? Wat zijn verklaringen voor menselijk gedrag aangedragen door bijvoorbeeld de psychologie en de economie? Et cetera. Dit alles zorgt voor een verrijking van het onderzoek die een onderzoeker in staat stelt te komen tot creatievere, meer op het menselijk gedrag en de regulering daarvan toegesneden oplossingen voor allerhande maatschappelijke vraagstukken.

Deze doelstelling van multidimensionaal onderzoek geeft meteen de maatschappelijke relevantie aan van deze onderzoeksmethode. Het gaat er om dat met multidimensionaal onderzoek inzichten en resultaten worden gegenereerd die maken dat het recht beter aansluit bij de maatschappij en daarin ook zijn gedragsregulerende functie zo goed mogelijk kan effectueren om uiteindelijk het samenleven in de maatschappij te bevorderen. Multidimensionaal onderzoek is ook wetenschappelijk relevant omdat het op verschillende manieren kan leiden tot verdieping en beter begrip van normen, regels en procedures.

Gelet op de doelstelling, de maatschappelijke en de wetenschappelijke relevantie van multidimensionaal onderzoek heeft Ucall als onderzoeksgroep deze onderzoeksmethode tot speerpunt verheven. Dit in navolging van de keuze voor deze onderzoeksmethode die het Departement Rechtsgeleerdheid van de Faculteit Recht, Economie, Bestuur en Organisatie van de Universiteit Utrecht heeft gemaakt.

Meedoen aan het onderzoek inzake Tort and Crime is multidimensionaal omdat hierin de rechtsgebieden privaatrecht en strafrecht samenkomen en op elkaar worden betrokken. Wanneer dit daarenboven ook extern rechtsvergelijkend wordt gedaan, komt daar een tweede dimensie bij. Die dimensie is aanwezig in het internationale onderzoeksproject Tort and Crime onder leiding van Matt Dyson, fellow bij de Faculty of Law van de University of Cambridge (VK). Dat levert interessante en inspirerende gezichtspunten op die tot nadenken stemmen over het eigen stelsel. Zo kennen meer landen de mogelijkheid dat het slachtoffer van criminaliteit zich voor vergoeding van zijn schade voegt in het strafproces. Maar dan gaat het uiteenlopen. In Zweden bijvoorbeeld is het één procedure, maar beoordeelt de rechter de strafzaak als strafrechter en neemt diezelfde rechter als civiele rechter kennis van de vordering uit onrechtmatige daad, maar is hij dan wel weer gebonden aan bepaalde strafrechtelijke voorschriften, zoals de bewijsstandaard. In Duitsland verschillen de gronden en de voorwaarden waarop aansprakelijkheid in het strafrecht en onrechtmatige daadsrecht kan worden gevestigd en houdt men dat ook strikt uit elkaar. Niettemin kan het slachtoffer zich in Duitsland in het strafproces voegen, al gebeurt dat maar zelden. In Australië zijn Tort and Crime daarentegen gescheiden, ook voor wat betreft procedures. Maar in Spanje bijvoorbeeld worden voorstellen geopperd tot invoering van een voeging in het strafproces.

Onderzoek naar Tort and Crime sluit aan bij het slachtofferbeleid dat onder leiding van de minister en de staatssecretaris voor Veiligheid en Justitie is ingezet om de positie en de rechten van slachtoffers van criminaliteit voor, tijdens en na het strafproces te verbeteren. Dit is een doelstelling uit het regeerakkoord (zie Kamerstukken II 2012-2013, 33 410, nr. 15, p. 25). Het slachtofferbeleid kent vijf doelstellingen, te weten: i) erkenning van slachtoffers, zorgvuldige bejegening en goede informatievoorziening, ii) versterking van de positie van het slachtoffer in het recht, iii) bescherming van slachtoffers waar nodig, iv) ondersteuning van slachtoffers bij het verwerken van het delict en v) vereenvoudigen en vergroten van de mogelijkheden om financiële en andere vormen van genoegdoening te verkrijgen (zie Kamerstukken II 2012-2013, 33 552, nr. 2, p. 4-7). Het lijkt dan uiteindelijk vooral te gaan om deze laatste doelstelling, namelijk ervoor zorgen dat slachtoffers daadwerkelijk genoegdoening verkrijgen en niet met hun schade blijven zitten. Want zoals in het regeerakkoord staat: ‘De schade verhalen wij op de daders.’ (p. 25).

In ons land wordt slachtoffers van criminaliteit de mogelijkheid geboden om hun vordering tot schadevergoeding, gebaseerd op onrechtmatige daad, door de strafrechter te laten meenemen in het strafproces tegen de verdachte via de vordering benadeelde partij. Dat is efficiënt voor het slachtoffer en de rechtspraak, draagt bij aan de erkenning als slachtoffer, bespaart het slachtoffer de kostbare en lange route naar de civiele rechter, en betekent dat de vordering bij toewijzing van overheidswege ruggensteun kan krijgen via de schadevergoedingsmaatregel die de strafrechter kan opleggen. Aldus enkele voordelen. Maar toch blijkt deze route van de vordering benadeelde partij tekortkomingen te bevatten. Het slachtofferbeleid van het kabinet beoogt hier wat aan te doen. Het kabinet wordt overigens in diens slachtofferbeleid aangespoord door de initiatieven daartoe vanuit de Europese Unie. Die heeft namelijk een Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten aangenomen (2012/29/EU). De richtlijn moet uiterlijk 16 november 2015 zijn geïmplementeerd in onze rechtsorde. Ook dat roept allerlei vragen op.

Tort and Crime is een uitdagend onderzoeksgebied dat onderzoekers aanzet tot multidimensionaal onderzoek dat een grote maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie heeft. Het tast de klassieke grenzen tussen de rechtsgebieden privaatrecht en strafrecht af. Sterker nog, het beoogt de grenzen tussen beide rechtsgebieden te doorbreken en daarmee de in de 19e eeuw uitgedachte scheiding tussen privaatrecht en strafrecht in elk geval te relativeren, maar mogelijk zelfs op te heffen. Onderzoekers van Ucall gaan hieraan een bijdrage leveren!

Dit bericht werd geplaatst in Aansprakelijkheid en Schadevergoeding na Misdrijf op door .
François Kristen

Over François Kristen

François Kristen is hoogleraar Strafrecht en Strafprocesrecht aan de UU en programmaleider van het Utrecht Centre for Accountability and Liability Law. Hij verricht fundamenteel onderzoek op het terrein van het materieel strafrecht, het formeel strafrecht, het economisch en financieel strafrecht en het Europees strafrecht. Daarbij houdt hij zich graag bezig met nieuwe ontwikkelingen en vraagstukken in de strafrechtspleging en het belang daarvan voor de samenleving. Hij streeft naar het kijken over de grenzen van het eigen vakgebied. Dat is inspirerend en leidt tot nieuwe inzichten en oplossingen.

Stuur e-mail | Profielpagina