Theoretische lenzen – Recht in de Risicomaatschappij


In de bundel Law in the Risk Society (samengesteld uit papers van het Ucallcongres 2015 onder dezelfde naam) wordt het recht bestudeerd vanuit verschillende theoretische en normatieve lenzen waarbij het gedeelde maatschappijtheoretisch kader dat van de risicomaatschappij is, zoals ontwikkeld door de Duitse sociaal-theoreticus Ulrich Beck. In deze blog legt Bald de Vries uit wat de meerwaarde is van deze methodologische benadering van de rechtswetenschap aan de hand van een aantal voorbeelden uit de bundel.

Multi-dimensionaliteit

Ucall is een onderzoeksgroep die over de grenzen van het recht kijkt, teneinde meer grip op het recht zelf te krijgen en zijn maatschappelijke betekenis. De methodologische insteek hierbij is die van multi-dimensionaliteit. Kort gezegd komt het erop aan het recht vanuit meerdere “dimensies” te bestuderen op basis van concrete maatschappelijk relevante thema’s. Een voorbeeld van zo’n thema, waarnaar Ucall momenteel multidimensionaal onderzoek doet, is hoe om te gaan met de neveneffecten van rechtmatige maar gezondheidsbedreigende producten en diensten.

Die dimensies kunnen ook worden opgevat als methodologische perspectieven. Grofweg kunnen we twee perspectieven onderscheiden: het interne juridische perspectief en externe perspectieven. Het interne perspectief is de benadering zoals wij die als juristen gewend zijn: de rechtsinterpretatieve en doctrinaire methode van onderzoek gericht op het vaststellen van de betekenis van regelgeving en rechterlijke uitspraken op basis van het recht zelf, binnen een bepaald rechtsgebied. Dit perspectief is een zogenaamd “deelnemersperspectief” en waardevol voor een beter begrip van het recht en zijn systematiek. Onderzoek binnen Ucall onderscheidt zich juist door naast dit interne perspectief ook vanuit externe perspectieven het recht in de maatschappij te bestuderen.

Externe perspectieven

Vanuit een extern perspectief neem je als onderzoeker eerder een “bystander” perspectief in, met andere woorden, de onderzoeker kijkt als het ware van buiten het recht naar het recht op basis van een niet-juridisch kennisdomein. Zo’n extern perspectief impliceert direct dat er andere typen van vragen worden gesteld. Deze vragen zijn meer empirisch en normatief van aard en zijn richtinggevend voor de methodologische keuzes die aan het onderzoek ten grondslag liggen. Een voorbeeld van een empirisch extern perspectief is de zogenaamde civilologische onderzoeksbenadering. Maar externe perspectieven bestaan uit méér dan een empirische benadering alleen. Het recht is ook een activiteit, die bestaat uit keuzes die uiteindelijk normatief gefundeerd zijn, gebaseerd op argumenten buiten het recht. Het is in mijn optiek alleen door theorie dat deze keuzes en grondslagen beter begrepen kunnen worden. De rechtswetenschap is immers, net als andere wetenschappen, theoretisch ingebed al blijft dat vaak impliciet.

De vraag is hoe de theorie te expliciteren. Ik ga daarbij verder dan alleen de rechtstheorie.

De waarde van sociale theorie als extern perspectief

Dat doe ik op basis van de volgende aanname: het recht staat in wisselwerking met zijn omgeving – de maatschappij waaraan het dienend is; een beter begrip van het recht begint met een beter begrip van de maatschappij. Dit doet ik op basis van sociale theorie en filosofie. Een maatschappijtheoretisch kader stelt mij in staat maatschappelijke ontwikkelingen en incidenten te duiden, daarbij de juiste vragen te stellen en de juridische interventies beter te begrijpen. Waarbij de civilologie de empirische wetenschappen inzet om niet-juridische vragen te beantwoorden, ten einde te komen tot een betere, of andere, juridische oplossing voor een concreet probleem, stelt de sociale theorie mij in staat een beter begrip te krijgen van de omgeving van het recht en de ‘grote’ vragen die daar spelen: de maatschappij. Dit was ook de insteek van het eerste internationale Ucall-congres, in april 2015, met als thema “Recht in de risicomaatschappij”, waarvan de belangrijkste papers nu gebundeld zijn in de 10e publicatie uit de Ucall-reeks: Law in the Risk Society, geredigeerd door John Fanning en mijzelf.

Het sociaal-theoretisch raamwerk van de bundel wordt gevormd door de theorie van de risicomaatschappij, zoals ontwikkeld door de Duitse sociaal-theoreticus Ulrich Beck. Becks uitgangspunt is dat de hedendaagse maatschappij geconfronteerd wordt met zelfgeproduceerde neveneffecten die voortspruiten uit de succesvolle processen van industrialisering, democratisering en individualisering. Deze neveneffecten worden door Beck geconceptualiseerd als risico’s. Deze risico’s hebben een transformerend effect op de maatschappij en zijn instituties, zoals politiek, economie en recht, zichtbaar in onder meer de ongelijke verdeling, op mondiaal en lokaal niveau, van lusten (welvaart) en lasten (risico’s). De risicomaatschappij daagt uit om op een andere manier na te denken over de rechtvaardige verdeling van die lusten en lasten, ditmaal op mondiaal niveau.

Een reflexieve houding op recht en rechtvaardigheid

Beck stelt dat de omgang met deze neveneffecten een andere methodologische houding vereist, die hij een reflexieve houding noemt. De hoofdreden ligt in de aard van die risico’s: structureel, self-inflicted and man-made, kennisafhankelijk, mondiaal en het resultaat van en uitmondend in “ongeorganiseerde non-verantwoordelijkheid” door een zwakke relatie tussen oorzaak en gevolg. De theorie van de risicomaatschappij veronderstelt een andere kijk op de traditionele aannames die wij binnen het recht hanteren. Het nodigt uit onderzoek te doen naar de juridische grondslagen van het “moderne project”, de juridische concepten die wij hanteren en onze methodologie die zich kenmerkt door wat Beck noemt “methodologisch nationalisme” – de methodologie die een probleem enkel plaatst in een nationaal perspectief, terwijl het probleem mondiaal van aard is.

In de bundel is deze uitnodiging aangenomen met als doel nieuwe vragen te formuleren die bijdragen aan een effectieve én rechtvaardige oplossing voor de regulering en verdeling van risico’s en de verantwoordelijkheid voor die risico’s. Ik geef een voorbeeld ter verduidelijking.

Recht en verantwoordelijkheid

Scott Veitch betoogt in de bundel dat het recht zelf (ofwel: rechtmatig gedrag) bijdraagt aan de productie en het in standhouden van groot menselijk leed. Immers, een belangrijke functie van recht is het verdelen van verantwoordelijkheid. Het recht geeft daarmee ook de grenzen van die verantwoordelijkheid aan. Dit leidt volgens Veitch tot “organised irresponsibility” voor dit leed (zie hoofdstuk 2 van de bundel). Vanuit de theorie van de risicomaatschappij, rijst dan de vraag in hoeverre die grenzen nog te rechtvaardigen zijn en niet-verantwoordelijkheid getransformeerd zou moeten worden tot nieuwe juridische verantwoordelijkheden, gelet op de aard van de risico’s.

Verderop in de bundel, in hoofdstuk 10, gebruiken Tim Bleeker en Rutger Fransen dit inzicht met betrekking tot de aansprakelijkheid van een moederbedrijf (SHELL bijvoorbeeld) voor milieuschade veroorzaakt (in Nigeria bijvoorbeeld) door een dochterbedrijf. Op basis van het huidige recht mag dan geconcludeerd worden dat er geen aansprakelijkheid cq. verantwoordelijkheid vastgesteld kan worden, maar in het licht van de theorie van de risicomaatschappij én de door de lens van de rechtvaardigheidstheorie zoals ontwikkeld door Thomas Pogge, wordt door de auteurs aangetoond dat dit niet langer als vanzelfsprekend kan of mag worden beschouwd – de milieuschade is er en veel mensen hebben er “last” van. Hetzelfde speelt bij het concept van de contractsvrijheid in de supply chain van consumptiegoederen, en het gemak waarmee voorbij gegaan wordt aan zogenaamde “negative contractual externalities” en de belangen van derden, bijvoorbeeld de arbeiders in sweatshops in Bangladesh. In dit licht en door de lens van de rechtvaardigheidstheorie van zowel Thomas Pogge als Marion Young maken Tom Bouwman en Hugo Boom duidelijk dat het overeenkomstenrecht onvoldoende oog heeft voor aspecten van sociale rechtvaardigheid (op mondiaal niveau) en de verdeling van lusten en lasten (zie respectievelijk hoofdstuk 11 en 12 van de bundel).

Nieuwe theoretische lenzen

De theorie van risicomaatschappij werkt als een “theoretische lens” waar doorheen wij de maatschappij kunnen bestuderen en juridische problemen kunnen duiden en beantwoorden. Hetzelfde geldt voor nieuw ontwikkelde theorieën over (verdelende) rechtvaardigheid. Deze lenzen bieden een fris perspectief op de betekenis van juridische concepten en leerstukken die wij vooralsnog als vanzelfsprekend en min-of-meer onproblematisch ervaren, zoals zorgplicht, causaliteit, contractsvrijheid, aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid. Wanneer we ervan uitgaan dat de wereld in crisis is – economisch, ecologisch, politiek en moreel – worden de methodologische grondslagen van wetenschappelijk onderzoek en de aannames waarvan wij ons bedienen problematisch. Een reflexieve houding kan bijdragen het wetenschappelijk discours te veranderen, op basis van een nieuwe normativiteit. Immers, indien je bij de juridische normering van de omgang met en verdeling van risico’s zicht hebt op het ontstaan en de gevolgen van die risico’s, en de compliciteit van partijen, dan wordt het beter mogelijk om bijvoorbeeld een zorgplicht te formuleren of om andere grenzen van contractsvrijheid te trekken.

In de bundel is het recht bestudeerd vanuit verschillende theoretische en normatieve lenzen waarbij het gedeelde maatschappijtheoretisch kader dat van de risicomaatschappij is. Het heeft geleid tot de formulering van nieuwe vragen – vragen die anders niet direct geformuleerd zouden worden. Het draagt zo bij aan een meer kritische houding met het oog op nieuwe oplossingen voor problemen van vandaag en morgen op basis van een zich ontwikkelende methodologie die theorie als uitgangspunt neemt.

Het congres en het boek hebben ons de mogelijkheid geboden het juridische terrein te verkennen in het licht van Becks theorie. Ulrich Beck overleed op 1 januari 2015, drie-en-een-halve maand voor het congres – het boek is dan ook aan hem opgedragen.

Voor meer informatie over de bundel en de inhoudsopgave, zie Law in the Risk Society.

 

Dit bericht werd geplaatst in Beweging in het Aansprakelijkheidsrecht op door .
Bald de Vries

Over Bald de Vries

Als lid van de Working Group (Reflexive) Modernisation and Law, werk ik op het terrein van de sociale theorie en de rechtstheorie/filosofie. Als docent ben ik betrokken bij het Utrecht Law College. Het uitgangspunt is dat het recht ten dienste staat aan de maatschappij en een goed begrip van het recht vereist een goed begrip van die maatschappij en maatschappelijke ontwikkelingen. Mijn maatschappijbegrip is theoretisch (en niet empirisch), ontleend aan theorieen van reflexieve modernisering (zoals die van Ulrich Beck, Zygmunt Bauman en anderen). Structurele maatschappelijke veranderingen dwingen tot een heroverweging van de vooronderstelde en vanzelfsprekende grondbeginselen van recht ten einde recht tot zijn recht te kunnen laten komen in een globale interdependente wereld. Mijn specifieke aandacht gaat momenteel uit naar contemporainte noties van 'moderniteit', daaraan gerelateerde concepten zoals onzekerheid en contingentie, risico, voorzorg en duurzaamheid, en de relatie van die noties met het recht en de rechtstheorie: legaliteit en Rechtsstaat, aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid, autonomie en zelfbeschikking, globale rechtvaardigheid. Daarnaast gaat mijn aandacht uit naar (schrijven over) juridisch onderwijs en onderwijsdidactiek.

Stuur e-mail | Profielpagina