Beïnvloedt de motiveringsstijl de maatschappelijke acceptatie van rechtspraak?

De rechter dient zijn uitspraak te motiveren, mede omdat die motivering van belang is voor de maatschappelijke acceptatie van rechtspraak. Bij sommigen leeft de gedachte dat de ene motiveringsstijl deze acceptatie meer ten goede zou komen dan de andere. In het bijzonder zou de discursieve motiveringsstijl een (positieve) invloed hebben op de maatschappelijke acceptatie van rechtspraak. Maar in hoeverre is dat daadwerkelijk het geval? Een Utrechts-Leids team, bestaande uit Ivo Giesen en Elbert de Jong van de UU, en Willem van Boom en Niek Strohmaier van de UL, deed empirisch onderzoek naar de vraag in hoeverre de gehanteerde motiveringsstijl de maatschappelijke aanvaarding van rechtspraak beïnvloedt. In het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht verschenen de resultaten van die studie. In dit blog lichten wij een klein tipje van de sluier op. 

Discursieve motivering = meer acceptatie van rechtspraak?

De relatie tussen de motivering en maatschappelijke acceptatie van rechtspraak, speelt met name in de context van procedures waarin maatschappelijk gevoelige (rechts)vragen voorliggen. Denk voor het civiele aansprakelijkheidsrecht, het deelterrein waarop wij hier focussen, onder meer aan kwesties over de aansprakelijkheid van het ziekenhuis en/of de arts in wrongful life en wrongful birth procedures, de aansprakelijkheid van de Staat voor onjuistheden in de verblijfsvergunningsprocedure voor vluchtelingen, de aansprakelijkheid van de Staat voor de massamoord in Srebrenica, het gaswinningsdossier en de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van private en publieke actoren ten aanzien van klimaatverandering.

Met name in relatie tot deze kwesties bestaat behoefte aan een rechter die oog heeft voor zijn maatschappelijke positie en de maatschappelijke impact van zijn rechtspraak. In (delen van) de rechtspraak en rechtswetenschap leeft de gedachte dat hij dit het beste kan doen door zich te bedienen van een discursieve motiveringsstijl. Daarmee wordt bedoeld dat de rechter inzicht verschaft in welke verschillende juridische en rechtspolitieke overwegingen relevant zijn geweest voor zijn oordeelsvorming, alsmede welke waarde hij (niet) aan die overwegingen heeft toegekend. Indien deze overwegingen richting verschillende uitkomsten wijzen, dan geeft de rechter ook inzicht in hoe hij deze overwegingen heeft gewikt en gewogen.

Drie getoetste motiveringstijlen

In de ogen van sommigen zou discursieve motivering onder meer wenselijk zijn omdat deze de acceptatie van rechterlijke uitspraken in de maatschappij ten goede zou komen. Wij hebben empirisch onderzocht in welke mate dat zo is. Om dat te kunnen doen hebben wij verschillende motiveringsstijlen van elkaar onderscheiden, zodat wij een eventuele invloed van de discursieve motiveringsstijl op de maatschappelijke acceptatie van rechtspraak konden afzetten tegen de invloed van andere motiveringstijlen. Wij kwamen uit op drie motiveringsstijlen. Allereerst een technisch-juridische motiveringsstijl. Bij deze stijl wordt een beslissing alleen gemotiveerd aan de hand van overwegingen die voortvloeien uit bronnen met juridisch gezag, zoals wetgeving, wetsgeschiedenis en rechtspraak. Vervolgens is er de, wat wij noemen, sacrale motiveringsstijl. Bij deze stijl brengt de rechter zijn morele overtuiging over wat (maatschappelijk) rechtvaardig is naar voren. Kenmerkend aan deze stijl is evenwel dat deze overweging, in de ogen van de rechter, gezag geniet juist omdat deze van een fundamenteel morele aard is, en daarmee in een zekere zin ook hoger wordt aangeslagen dan overwegingen die stoelen op bronnen van juridisch gezag. Ten derde valt de hiervoor al beschreven discursieve motiveringsstijl te onderscheiden.

Andere factoren die acceptatie beïnvloeden

De motivering is (natuurlijk) niet de enige factor die van belang is voor de acceptatie van rechtspraak. In onze studie hebben we ook andere factoren meegenomen die daarvoor van belang zijn. In het artikel gaan we hier nader op in. Voor deze blog zijn in het bijzonder het ‘morele mandaat’ en de ‘institutionele loyaliteit’ van belang. Het morele mandaat ziet op de overeenkomst óf discrepantie tussen de inhoudelijke beslissing enerzijds en de morele (of religieuze) overtuigingen van een persoon ten aanzien van die beslissing anderzijds. In het bijzonder lijkt het erop dat indien men een sterke morele overtuiging over een bepaald vraagstuk heeft, men minder open staat voor alternatieve uitkomsten en argumenten. Een belangrijke vraag in dit verband is of men uitspraken waarmee men het oneens is, meer acceptabel acht indien een discursieve motiveringsstijl wordt gehanteerd.

Institutionele loyaliteit kan worden begrepen als het basisniveau van ‘loyaliteit’ aan, ofwel: vertrouwen in, de rechterlijke instanties. Institutionele loyaliteit, en de mate waarin deze aan- of afwezig is, geeft aan in welke mate burgers rechtspraak accepteren ongeacht hun waardering (of juist afkeuring) van de inhoudelijke uitkomst in een specifiek geval. Dit basisvertrouwen is veerkrachtig en wordt niet (direct) substantieel aangetast door één onwelgevallige uitspraak. De werking van institutionele loyaliteit suggereert dat hoe hoger de mate van institutionele loyaliteit is, hoe minder de gehanteerde motiveringsstijl van invloed is op de mate van acceptatie van een uitspraak. De vraag is of dit ook andersom werkt: wordt bij een lagere mate van institutionele loyaliteit de motiveringsstijl belangrijker?

Empirische studie

In het uiteindelijke empirische onderzoek zijn aan juridisch (uiteindelijk: 277) en niet-juridisch (uiteindelijk: 738) geschoolde participanten drie verschillende casussen met de drie verschillende motiveringsstijlen voorgelegd. Die casussen gingen over de aansprakelijkheid van een gynaecoloog voor wrongful life, de schadevergoedingsplicht van de Staat jegens vluchtelingen in geval van een onrechtmatige weigering om een vergunning te verlenen, en de aansprakelijkheid van een automobilist die een dronken fietser aanrijdt. Het vonnis van de casus werd gemotiveerd middels één van de drie verschillende stijlen: discursief, sacraal, of technisch-juridisch. Gegeven de drie casussen en de drie verschillende stijlen waren er dus negen verschillende combinaties. Iedere participant kreeg willekeurig één van deze mogelijke combinaties voorgeschoteld. Met behulp van een vragenlijst is vervolgens onderzocht in welke mate de verschillende motiveringsstijlen de acceptatie van de uitspraak beïnvloeden.

Resultaten

Uit de studie blijkt dat de gehanteerde motivering weinig tot geen invloed heeft op de mate waarin de respondenten de uitspraak accepteren. De belangrijkste factor voor acceptatie lijkt simpelweg te zijn of men het eens is met de uitspraak (i.e., het morele mandaat). Daarnaast heeft institutionele loyaliteit ook een voorspellende waarde voor de mate van acceptatie van een vonnis, zij het in mindere mate dan het morele mandaat.

Een interessant inzicht is nog wel dat de schrijfstijl waarmee het vonnis is opgeschreven (let op: het betreft hier dus niet de motiveringsstijl), significant correleert met de acceptatie, het morele mandaat, en de institutionele loyaliteit. Dit wil zeggen dat naarmate de stijl als prettiger wordt ervaren, het morele mandaat groter is, alsook de institutionele loyaliteit en de acceptatie van het vonnis. Het betreft hier echter correlaties en niet per se causale verbanden. De invloed kan dus ook tegenovergesteld zijn: het kan bijvoorbeeld ook zo zijn dat men uitspraken waarmee men het eens is (d.w.z. die een hoog moreel mandaat hebben) tevens positiever beoordeelt in termen van schrijfstijl. Een interessante correlatie is ook nog dat zij die meer analytisch denken (in plaats van intuïtief), zowel juristen als niet-juristen, een hogere mate van institutionele loyaliteit rapporteren, en dus meer getrouw zijn aan instituties zoals de rechtspraak.

Tot slot lijken ook kenmerken van individuen een rol te spelen bij de mate van acceptatie. Zo vertoonden de juristen in dit onderzoek over het geheel genomen een hogere mate van acceptatie dan de niet-juristen, al kan niet met zekerheid vastgesteld worden dat dit te maken heeft met het volgen van een studie rechtsgeleerdheid. Immers, beide groepen verschilden ook op andere kenmerken, zoals leeftijd en opleidingsniveau.

Wat betekent dit voor de discursieve motiveringsstijl?

Uiteraard zijn er goede redenen om over te gaan tot discursieve motivering. Zo lijkt een discursieve motivering de leesbaarheid van de uitspraak voor juristen te verbeteren. Bovendien kan, althans in theorie, een discursieve motivering de voorspelbaarheid van het recht voor de rechtspraktijk ten goede komen. Echter, vanuit het oogpunt van maatschappelijke aanvaardbaarheid van rechtspraak is discursieve motivering géén absolute must, zo leert onze studie. Om de maatschappij te bereiken lijken eerder andere mechanismen dan de schriftelijke motivering aangewezen.