Weten rechters ook wat de samenleving rechtvaardig vindt?

Mag je als jongen van 17 seks hebben met een meisje van 15? En maakt het daarbij nog uit of ze jouw vriendin is, of gewoon een meisje dat je tegenkomt bij het uitgaan? En mag je de makelaar verantwoordelijk houden voor het verkeerd opmeten van een woning? En het ziekenhuis voor het plaatsen van borstimplantaten die later niet goed blijken te zijn? Hoe zit het met medewerkers van een bedrijf die strafbare feiten plegen in dienst van dat bedrijf? Is het bedrijf dan (ook) verantwoordelijk? Bij de beantwoording van deze vragen geldt w‘de maatschappelijke opvatting’ over de voorliggende kwestie als juridische maatstaf. De rechter moet dan op basis van de maatschappelijke opvatting het juridische geschil beslechten. Maar… Wat zijn die maatschappelijke opvattingen dan precies? En weten rechters eigenlijk wel hoe men in de samenleving over deze zaken denkt? Deze vragen zijn empirisch onderzocht door een groep Ucall’ers en staan centraal in het binnenkort te verschijnen boek ‘Opvattingen onderzoeken’.

Het boek

Als vervolg op het project ‘Assumpties annoteren’ is binnen de onderzoeksgroep Ucall het afgelopen jaar door een aantal onderzoekers empirisch onderzoek verricht naar de vraag of de maatschappelijke opvattingen die benut worden in rechterlijke uitspraken eigenlijk wel overeenkomen met de daadwerkelijke opvattingen in de maatschappij. Het resultaat daarvan is een tiental bijdragen over verschillende maatschappelijke opvattingen en over de wenselijkheid van het gebruik van maatschappelijke opvattingen in de juridische oordeelsvorming. De bijdragen zijn te lezen in het binnenkort (november 2021) te verschijnen boek ‘Opvattingen onderzoeken’ (Den Haag: Boom Juridisch 2021, onder redactie van T. Bouwman. L. Dalhuisen, I. Giesen & E. de Jong). Rondom de verschijning van dit boek verschijnen op deze blog enkele ‘appetizers’, gebaseerd op de verschillende bijdragen. In dit eerste blog in die reeks wordt het project nader geïntroduceerd.

Maatschappelijke opvattingen en de juridische oordeelsvorming door de rechter

Bij de juridische oordeelsvorming maakt de rechter geregeld gebruik van zogenoemde ‘maatschappelijke opvattingen’ en aanverwante juridische begrippen zoals ‘verkeersopvattingen’. Zo zoekt de strafrechter bij de beoordeling van de strafbaarheid van consensuele seks door en met minderjarigen van twaalf tot zestien jaar, mede aansluiting bij de maatschappelijke opvatting over de aanvaardbaarheid van het seksuele contact in kwestie. In het civiele recht is onder meer de kwestie van medebezittersaansprakelijkheid illustratief voor het gebruik van maatschappelijke opvattingen. Zo beoordeelde de Hoge Raad of bezitters van een opstal en van dieren jegens elkaar aansprakelijk zijn mede aan de hand van de maatschappelijke opvatting over de aanvaardbaarheid van die medebezittersaansprakelijkheid. Op het snijvlak van het aansprakelijkheidsrecht en het ondernemingsrecht spelen maatschappelijke opvattingen daarnaast onder meer een rol bij de vraag of een gedraging van een natuurlijk persoon aan de rechtspersoon kan worden toegerekend.

Komen maatschappelijke opvattingen en de daadwerkelijke opvattingen in de maatschappij overeen?

Hoewel de voorbeelden hierboven van uiteenlopende aard zijn, hebben ze allen gemeen dat ‘de maatschappelijke opvatting’ in kwestie dient als juridische maatstaf op basis waarvan de rechter tot een oordeel komt. Inherent aan het gebruik van de maatschappelijke opvatting door de rechter bij diens juridische oordeelsvorming is dat zij zich een beeld vormt van de maatschappelijke opvatting over de voorliggende kwestie . Dat gegeven roept de vraag op of de maatschappelijk opvattingen die in de rechtspraak leven en benut worden, wel overeenstemmen met de daadwerkelijke opvattingen in de maatschappij. Ter beantwoording van deze – in de kern – empirische vraag is mede door middel van een via een opiniepanel uitgezette vragenlijst voor verschillende in de rechtspraak gebruikte maatschappelijke opvattingen onderzocht of de daaraan door de rechter gegeven inhoud inderdaad overeenstemt met de opvattingen die in de maatschappij leven.

In die vragenlijst zijn aan de orde gekomen de maatschappelijke opvattingen over strafrechtelijke aansprakelijkheid voor consensuele seks tussen jongeren; het toerekenen van gedragingen van een natuurlijke persoon aan een rechtspersoon; de vraag in welke mate de politie de schade die door invallen wordt veroorzaakt dient te compenseren; de onderlinge aansprakelijkheid van medebezitters van een dier of opstal; de mogelijkheid om onder druk van economische sancties van de VS een contract op te zeggen; de aansprakelijkheid voor het onjuiste gebruik van meetinstructies door makelaars; en, ten slotte, over de aansprakelijkheid van de zorgverlener voor het gebruik van een ongeschikt medisch hulpmiddel. Voor elk van deze thema’s zijn aan een opiniepanel van 1058 personen verschillende stellingen voorgelegd. Dit panel is zodanig samengesteld dat het een representatieve weerspiegeling vormt van de samenleving. De stellingen die werden voorgelegd, zijn gebaseerd op eerdere jurisprudentie en/of literatuur over de maatschappelijke opvattingen die door rechters worden gehanteerd. Voorbeelden zijn: ‘Een ziekenhuis moet de schade betalen die ontstaat door het gebruik van onveilige implantaten, ook als het ziekenhuis niet verzekerd is voor die schade’; ‘Als een hond één van zijn eigenaren bijt, moeten de andere eigenaren van de hond ook bijdragen aan de kosten die de verwonde eigenaar maakt’; en ‘Als een monteur van een garagebedrijf motorolie in de sloot gooit en daarmee de sloot vervuilt, komt dit voor rekening van het garagebedrijf’. Per stelling konden de deelnemers aan het onderzoek aangeven in welke mate ze het daar mee (on)eens waren. Vervolgens zijn alle antwoorden verzameld en geanalyseerd, om zo per thema een duidelijker beeld te krijgen van de opvattingen die leven in de maatschappij. Deze onderzoeksresultaten zijn vervolgens vergeleken met de opvattingen die door de rechter zijn gebruikt.

Het vervolg

De komende weken zullen op deze blogsite een aantal meer toegespitste blogs over enkele van de hiervoor beschreven thema’s verschijnen. Ten slotte zal er een afsluitende blog van ons volgen waarin we overkoepelende conclusies trekken en ingaan op de vraag wat ons nu te doen staat als het gaat om maatschappelijke opvattingen in het recht.

Tom Bouwman, Lydia Dalhuisen, Ivo Giesen & Elbert de Jong

Dit blog is de opening van een kort symposium over de nieuwe Ucall-bundel ‘Opvattingen onderzoeken’. In komende blogs gaan verschillende auteurs verder in op hun bijdrage aan de bundel.

Dit bericht werd geplaatst in Opvattingen onderzoeken op door .
Tom Bouwman

Over Tom Bouwman

Mr. Tom Bouwman is als promovendus verbonden aan Ucall. Zijn onderzoek gaat over de vraag in hoeverre nudging – gedragsinterventies gebaseerd op gedragswetenschappelijke inzichten die keuzevrijheid behouden – ingezet kan worden in het verbintenissenrecht om de zwakkere partij te beschermen. Hierbij geeft hij speciale aandacht aan de rol die autonomie speelt in zowel het verbintenissenrecht als in nudging.

Stuur e-mail | Profielpagina