Nieuws over het aansprakelijkheidsrecht en het aansprakelijkheidsrecht in het nieuws

Microfoons1Op 1 april 2016, in het Paleis van Justitie te Wenen op de 15th Annual Conference on European Tort Law, passeerden de ontwikkelingen van het aansprakelijkheidsrecht in Europa de revue. Deskundigen uit negenentwintig Europese landen presenteerden de hoogtepunten van het aansprakelijkheidsrecht van het jaar 2015. Nieuwe wetgeving, spraakmakende rechtszaken en Europese lijnen van ontwikkeling werden uiteengezet. Meerdere zaken haalden niet alleen de agenda van dit jaarcongres, maar ook het nieuws in binnen- en buitenland. Media-aandacht zet de inzet van het geding kracht bij, althans aan een van beide zijden. Dat geldt te meer als daarbij ook belangen van derden in het spel zijn.

Urgenda versus Nederland

Als vertegenwoordiger van Nederland rapporteerde ik op dit congres – dat reeds vijftien jaren wordt georganiseerd door het European Centre of Tort and Insurance Law en het Oostenrijkse Institute for European Tort Law – over een Nederlandse rechtszaak die de wereldpers haalde; te weten de Urgenda klimaatzaak. Op 24 juni 2015 wees de rechtbank Den Haag uitspraak in deze zaak en werd dit door The Guardian, The New York Times, Al Jazeera, ABC Australia, CBC Canada, Le Monde, BBC, VRT, en The Economist als breaking news onthaald (zie ook UCALL blog).

Staten behoren hun burgers te beschermen, maar politici doen niet genoeg om het probleem van klimaatverandering aan te pakken. In het inmiddels wereldberoemde vonnis van de rechtbank Den Haag is beslist dat de Nederlandse Staat meer moet doen om de uitstoot van broeikasgassen in ons land te verminderen. De Staat dient ervoor te zorgen dat de uitstoot in Nederland in 2020 ten minste 25% lager is dan in 1990.

In binnen- en buitenland groeit de aandacht voor de klimaatzaak. Procederen tegen de eigen overheid vanwege vermeend falen om adequaat te reageren op klimaatrisico’s is niet tot Nederland beperkt. De implicaties zijn dat evenmin, zij reiken tot ver buiten onze grenzen. Vergelijkbare klimaatzaken zijn of worden ook in België, Frankrijk, Nieuw-Zeeland en Noorwegen aanhangig gemaakt. Over de betekenis van de Nederlandse zaak voor het aansprakelijkheidsrecht en het klimaatbeleid wordt nu hevig gedebatteerd. Wereldwijd rijst de vraag of de Urgenda uitspraak hoger beroep en cassatie zal overleven. Belangrijker nog is de vraag of andere rechtscolleges in Europa en daarbuiten het Nederlandse voorbeeld zullen volgen.

De publiciteit is behulpzaam. Het vonnis is niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Engels op www.rechtspraak.nl gepubliceerd, zodat deze voor het grote publiek toegankelijk is. Roger Cox, advocaat van Urgenda, reist de halve wereld rond om advies te geven over de juridische mogelijkheden (Meester, april 2016). Ook de dagvaarding in de Belgische klimaatzaak is op het internet te raadplegen. Urgenda heeft in mijn ogen gewonnen, zelfs als de uitspraak in hoger beroep of cassatie wordt teruggedraaid. Mede dankzij de rechtszaak is klimaatverandering immers het gesprek van de dag, in Nederland en daarbuiten.

De zorgplicht van de overheid om de burger te beschermen 

Met nieuws uit het Verenigd Koninkrijk illustreerde ook collega Annette Morris dat het falen van de overheid om de burger tegen derden te beschermen, het publiek in binnen- en buitenland choqueert. Een gruwelijke moord die mogelijk door de politie voorkomen had kunnen worden, was daar aanleiding voor een aansprakelijkheidsclaim en opeenstapelende media aandacht. Op een zekere nacht is Joanna Michael door 72 messteken om het leven gebracht door haar ex-partner, Cyron Williams, die haar die nacht had aangetroffen met een andere man. Voordat hij die andere man naar huis bracht, kondigde hij aan snel terug te zullen komen en haar te zullen vermoorden. Toen Cyron op pad was belde Joanna het alarmnummer. De melding kwam binnen bij de politie in Gwent en werd doorgeleid naar de South Wales politie, dichter bij het huis van Joanna, op een vijf- of zestal minuten afstand. Vanuit Gwent werd de melding zodanig urgent gelabeld dat onmiddellijk optreden vereist is. Vermelding van de bedreiging met moord bleef evenwel achterwege. In South Wales kreeg de oproep (daarom) een lagere prioriteit en een code die inhield dat de politie binnen zestig minuten ter plaatse moet zijn. Joanna belde een tweede keer het alarmnummer, veertien minuten na de eerste keer. Ook dit telefoontje kwam in Gwent binnen. Na een schreeuw van Joanna viel de lijn dood. De politie in Gwent alarmeerde onmiddellijk de collega’s in South Wales. De South Wales Police arriveerde acht minuten later bij het huis. Joanna was toen reeds door haar ex-partner vermoord.

In de rechtszaak die de nabestaanden van Joanna tegen de politie aanspanden, stond primair de vraag centraal of de politie een zorgplicht heeft tegenover een individuele burger om hem of haar te beschermen tegen een (dreiging van een) misdrijf. Op 28 januari 2015 beantwoordde de UK Supreme Court deze vraag ontkennend (Michael & others v Chief Constable of South Wales Police & another [2015] UKSC 2). Deze uitspraak is in lijn met eerdere jurisprudentie, in het bijzonder met Hill v Chief Constable of West Yorkshire [1989] AC 53, en strookt met het beginsel van de common law dat aansprakelijkheid voor nalaten hoge drempels kent.

Big Tobacco wint ook in Griekenland

Haalde de aansprakelijkheidsrechtelijke strijd van ziek geworden rokers tegen de tabaksindustrie reeds bij herhaling het nieuws in vele landen (luister bijvoorbeeld naar Dit is de dag van 2 juni 2015), in 2015 was dit vanuit Griekenland opnieuw het geval. Juridische stappen tegen de tabaksindustrie  werden voor het eerst in de Verenigde Staten gezet – reeds in de jaren vijftig van de vorige eeuw – maar tegenwoordig is tobacco litigation over de hele wereld verspreid (zie o.a. Keirse, ‘Rokers hebben er tabak van! Over schadeclaims tegen de tabaksindustrie in de Verenigde Staten, Frankrijk en Nederland’, AA 2000, 252-434; Keirse & Van den Berg, ‘Waar rook is is vuur’, NJB 2002/33, 1652).

Griekse EGTL-collega Eugenia Dacoronia rapporteerde over de procedure die in haar land werd gevoerd door de nabestaanden van een op 61-jarige leeftijd aan longkanker overleden roker. Tot in hoogste instantie hield het verweer van de tabaksindustrie stand en werd de schadeclaim afgewezen. Hoewel de rechtscolleges de gevaren verbonden aan tabaksproducten erkennen alsook de toevoeging en bewerking van verslavende additieven, houden ze de tabaksindustrie niet aansprakelijk voor de schade van de (nabestaanden van de) roker. Deze was immers, als bedreven zakenman, wijs en verstandig genoeg om de gevaren van roken te onderkennen toen hij in 1966 met de ongezonde gewoonte begon.

Aldus vertoont de redengeving van de Griekse rechters gelijkenis met die van de Nederlandse, toen in ons land de zaak van Peter Römer tegen het Nederlands filiaal van British American Tobacco diende (Rb. Amsterdam 17 december 2008, NJ 2009, 311). Weliswaar handelt de internationale tabaksindustrie laakbaar door zowel het tabaksproduct als het publiek te manipuleren, maar de roker heeft ook een eigen verantwoordelijkheid; hij had beter moeten weten, dan afgaan op wat de tabaksindustrie hem voorhield. De neiging om alle verantwoordelijkheid bij de rokers te leggen, is niet alleen in de publieke opinie maar ook in de juridische te ontwaren. Zij staan niet los van elkaar. Dat de rokende eiser in de media met de nodige verontwaardiging wordt aanschouwd, draagt bij aan de positie van de internationale tabaksindustrie.

Actio popularis

In Polen zette een slachtoffer zijn zaak juist kracht bij door de media op te zoeken en de sympathie van de publieke opinie te winnen, zo blijkt uit de presentatie van EGTL-collega Eva Baginska. Op een zekere dag ging een man van 85 jaar naar de bank, waar hij na een uur wachten en zaken doen een dringende aandrang voelde om naar het toilet te gaan. Nadat hij constateerde dat de ruimte waar zich voorheen het toilet bevond, gesloten was en tot voorraadkast was omgebouwd, vroeg hij achtereenvolgens de bewaker en verschillende medewerkers hem het toilet te wijzen. Zij probeerden hem af te wimpelen door hem naar een restaurant te verwijzen en reageerden stuk voor stuk onplezierig. Na van het kastje naar de muur te zijn gestuurd, kon hij uiteindelijk toch terecht in een ‘utility room’ zonder elektriciteit. Onder deze omstandigheden heeft de man zichzelf, terwijl hij van het onverlichte toilet gebruik maakte, bevuild. Nu de man niet fris meer rook, en zich daarvoor schaamde, maakte hij niet, zoals hij gewoon was te doen, gebruik van het openbaar vervoer, maar ging hij lopend naar huis. Hij voelde zich mentaal gebroken en gehavend. Hij diende een klacht in bij de bank en informeerde het OM, een sanitaire inspectie en de media over het incident. Aangezien hij zich door de reactie van de bank op de klacht, die hem naar een openbaar toilet in de buurt van de bank verwees, opnieuw beledigd voelde, stapte hij vervolgens naar de rechter.

De rechtscolleges in eerste aanleg en hoger beroep kwalificeren de onheuse behandeling en de spot die de man ten deel viel, als een schending van zijn waardigheid. Op grond daarvan wijzen zij € 1.500,– smartengeld toe en veroordelen zij de bank tot het maken van excuses. Over de vraag of ook het gevorderde rechterlijk bevel tot het beschikbaar stellen van een toilet voor de clientèle van de bank, voor toewijzing in aanmerking komt, wordt tot in hoogste instantie getwist. Nadat dit bevel in eerste aanleg is toegewezen, wordt dit in hoger beroep teruggedraaid met de redengeving dat de eiser niet namens andere klanten kan optreden en ten behoeve van hun toegang tot een toilet kan vorderen. Het hoogste rechtscollege in Polen bevestigt de niet-ontvankelijkheid van een actio popularis, oftwel een volksvordering zonder persoonlijk belang. De man kan geen vordering instellen namens andere klanten ter bescherming van hun persoonlijke belangen, die immers individueel zijn. Hij kan enkel opkomen voor zijn eigen belangen. Hoewel het hoogste college oordeelt dat op de bank geen plicht rust om voor de klanten een toilet beschikbaar te stellen, onderkent het een mogelijke onrechtmatige inbreuk op de rechten van de eiser, nu hem niet alleen feitelijk reeds tekort is gedaan, maar ook het risico wordt gecreëerd dat dit in de toekomst opnieuw gebeurt. Het eindoordeel is een aanpassing van het bevel in eerste aanleg; de bank is niet verplicht om een toilet beschikbaar te stellen aan al zijn klanten, maar wel is de bank verplicht om de eiser in de toekomst toegang te geven tot een toilet.

Wat publiciteit doet

Naast hun nieuwswaardigheid hebben deze uitspraken nog iets anders gemeen. Zij kennen believers en non-believers, de zaken worden anders gezegd zowel fel bejubeld als sterk bekritiseerd. Dat hangt samen met de betekenis die deze zaken ook voor derden hebben. De tijd zal leren of deze uitspraken overeind blijven en navolging krijgen of dat de machtsverhoudingen weer zullen worden herverdeeld. Maar zelfs als dit laatste het geval is, houden de uitspraken waarde, juist door de media-aandacht die zij krijgen. Publiciteit zorgt voor beweging. Het zet de belangen die in het geding zijn hoog op de agenda. Reeds dat is winst.

Dit bericht werd geplaatst in Beweging in het Aansprakelijkheidsrecht op door .
Anne Keirse

Over Anne Keirse

Anne Keirse is hoogleraar burgerlijk recht. Haar onderzoek richt zich op het Nederlandse en Europese verbintenissenrecht. Het accent ligt daarbij op het terrein van het aansprakelijkheidsrecht, het contractenrecht en het schadevergoedingsrecht. Rechtsvergelijking is een speerpunt van haar onderzoeksbeleid en in aansluiting op haar tweede studie in de filosofie en psychologie betrekt zij ook resultaten van andere disciplines in haar onderzoek. Het is één van de ambities van Anne Keirse om te ontdekken wat het (Europees) verbintenissenrecht van morgen is. Zij wil ertoe bijdragen dat het verbintenissenrecht wordt ingezet niet alleen om maatschappelijk ongewenst gedrag te sanctioneren, maar met name ook om voor de toekomst gewenst gedrag te faciliteren.

Stuur e-mail | Profielpagina