Twee maanden geleden deed de rechtbank Amsterdam uitspraak ter zake van de collectieve schadevordering van de stichting The Privacy Collective (TPC) namens internetgebruikers tegen softwarebedrijven Oracle en Salesforce. De media karakteriseerden de uitspraak als een ‘gevoelige nederlaag’ en een ‘koude douche’: TPC werd niet-ontvankelijk verklaard. Daarmee blijft vooralsnog onbeslist of deze bedrijven collectief schadevergoeding verschuldigd zijn wegens het op grote schaal schenden van de AVG. De rechtbank komt bovendien niet toe aan een belangrijke rechtsvraag die deze zaak opwerpt: staat artikel 80 AVG in de weg aan een collectieve vordering tot schadevergoeding wegens schending van de AVG? In dit blog sta ik kort stil bij de gevolgen van deze uitspraak en betoog ik dat uitsluiting van collectieve schadeprocedures ingevolge de Wamca bij AVG-schendingen onwenselijk zou zijn.
Auteursarchief: Esther Engelhard
Ruimer baan voor smartengeld bij inbreuken op fundamentele rechten? Een reactie op HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376
Leed of verdriet komen in het schadevergoedingsrecht slechts in enkele, door de wet benoemde gevallen voor vergoeding in aanmerking. De algemene regeling hiervoor biedt artikel 6:106 BW. Wanneer de benadeelde niet is aangetast in zijn eer of goede naam en geen lichamelijk letsel heeft, is nodig dat hij ‘op andere wijze in zijn persoon is aangetast’ (behoudens in de bijzondere categorieën van sub a en c van artikel 6:106, lid 1 BW, die hier zullen blijven rusten). Deze ‘vangnetcategorie’ wordt al jaren tamelijk strak beteugeld. Lees verder
Waar is de ‘lagere’ rechtspraak in rechtswetenschappelijk onderzoek?
Lagere rechtspraak lijkt maar weinig te worden betrokken in het rechtswetenschappelijk onderzoek; dat is vooral gericht op uitspraken van de Hoge Raad (en Europese Hoven). Ook van de uitspraken van de feitenrechter na terugverwijzing van de zaak door de Hoge Raad wordt slechts sporadisch melding gemaakt. Uitspraken zoals dat er sprake zou zijn van een ‘algemeen gedeeld gevoelen’, dat er een ontwikkeling gaande is ‘van schuld naar risico’, laat staan de conclusie dat er op enkele deelgebieden zo’n tendens naar meer risico is waar te nemen, worden al gauw onderbouwd met jurisprudentie van de Hoge Raad, en blijven dan ook in essentie beperkt tot materieel recht. Een in dit opzicht vergelijkbare prikkelende stelling werd medio vorig jaar gedaan: ‘de tendens’ op het terrein van overheidsaansprakelijkheid zou ‘de afgelopen jaren’ zijn ‘dat rechtbanken toezichthouders nogal eens aansprakelijk achtten voor falend toezicht, maar dat de Hoven/Hoge Raad daar uiteindelijk steeds een stokje voor staken’ (Van Ettekhoven c.s., O&A 2013, p. 73). Als voorbeeld werden uitsluitend de Befra-zaak en de DSB-affaire genoemd, procedures die gingen over de aansprakelijkheid van de AFM. Lees verder