Maandelijks archief: februari 2016

Over schadeverhaal, veranderende rechtsbetrekkingen en de modernisering van strafvordering: gemiste kansen?

strafvorderingBinnen het strafrecht loopt momenteel een traject tot modernisering van strafvordering. Onderdeel daarvan is de positie van het slachtoffer in het strafproces, onder andere in diens hoedanigheid als benadeelde partij. Daarmee raakt deze wetgevingsoperatie aan het aansprakelijkheidsrecht, want de voeging betreft een civiele vordering af te handelen in de context van het strafproces. Tot op heden houdt de wetgever vast aan de gedachte dat het schadeverhaal en de afdoening van de strafzaak gescheiden rechtsgebieden betreft, maar is dat nog vol te houden gelet op de voortschrijdende convergentie tussen het strafrecht en het aansprakelijkheidsrecht? Of laat de wetgever hier kansen liggen om de grondslag van de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door een handelen dat zowel een strafbaar feit, als een onrechtmatige daad omvat, te doordenken?

Lees verder

De Hoge Raad als hoeder van het rechtsherstellende karakter van de ontnemingsmaatregel

Geld 1

De ontneming van misdaadgeld staat in het centrum van de aandacht. Het Openbaar Ministerie voert een actief beleid om met misdaad verkregen geld ‘af te pakken’ om zo criminelen hard te raken in hun portemonnee. Deze aanpak werpt zijn vruchten af: het Openbaar Ministerie maakte onlangs bekend dat het in 2015 een recordbedrag van € 143,5 miljoen heeft geïnd met strafrechtelijke sancties. Een goed jaar dus, want doel van het beleid is om zoveel mogelijk misdaadgeld te ontnemen. Dat standpunt kan in principe worden onderschreven. Misdaad mag immers niet lonen. De harde aanpak lijkt echter wel gevolgen te hebben voor het karakter van de ontnemingsmaatregel van artikel 36e Sr, een belangrijk instrument in het afpakbeleid. Waar de ontnemingsmaatregel oorspronkelijk was bedoeld als een niet-bestraffende, ‘rechtsherstellende’ sanctie, is dat karakter sterk onder druk komen te staan vanwege twee recente wetswijzigingen. Het lijkt erop dat de wetgever het rechtsherstellende doel niet meer scherp voor ogen heeft, zodat bescherming daarvan van de Hoge Raad moet komen.

Lees verder

De civielrechtelijke sanctionering van schendingen van de beginselen van burgerlijk procesrecht

Asser Procesrecht 1 Beginselen van burgerlijk procesrechtBegin december 2015 verscheen in de Asser Procesrecht-reeks een deel van mijn hand over ‘Beginselen van burgerlijk procesrecht’ (Wolters Kluwer: Deventer 2015). Daarin bespreek ik, na enkele Algemene beschouwingen, de leidende beginselen van het civiele procesrecht, vanuit Nederlands en Europees perspectief. Gevoed door het onderzoek naar en de analyse van de zeven besproken beginselen van procesrecht, heb ik in die Algemene beschouwingen een hoofdstuk opgenomen over ‘Sanctionering na schendingen van een beginsel van procesrecht’. Ik ontdekte in mijn onderzoek naar die zeven specifieke beginselen namelijk al snel dat de sanctionering van schendingen van die beginselen (welke vrijwel altijd ook als mensenrecht beschermd worden door artikel 6 EVRM en artikel 47 Handvest EU) in Nederland nogal stiefmoederlijk bedeeld is. Het thema wordt niet tot nauwelijks besproken in de doctrine en veel specifieke regels (via wetgeving of rechtspraak) zijn er ook al niet. Mitsdien weten wij ons eigenlijk nauwelijks raad met de sanctionering van dit soort schendingen. Ik meen dat dit een slechte zaak is, dat er dus dringend verbetering nodig is en dat er – gelukkig – ook een oplossing beschikbaar is.
Lees verder

Aansprakelijkheid voor dieren jegens medebezitters revisited: de Hoge Raad wijst af!

bijtende hondEnige weken blogde ik over de prejudiciële vraag aan de Hoge Raad over de mogelijke aansprakelijkheid op grond van art. 6:179 BW ten opzichte van de medebezitter van een dier. Ik concludeerde in dat Blog dat het met deze zaak, gegeven wat er lag aan argumenten, nog steeds alle kanten op zou kunnen, maar ik voorspelde ook dat de Hoge Raad die aansprakelijkheid zou moeten accepteren. Ik citeer: “De Hoge Raad volgt de lijn uit de Hangmat-zaak, want het daar (mijns inziens) dragende argument, dat van de gedeelde draagplicht (en dus gedeelde verantwoordelijkheid), geldt hier evenzeer.” Ik had gelukkig de helderheid van geest om nog een groot voorbehoud te maken (“Maar wat die analogie werkelijk waard blijkt te zijn, moeten we nog zien”) want niets bleek minder waar, zo liet de Hoge Raad ons op 29 januari weten (HR 29 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:162 (X./Delta Lloyd Schadeverzekeringen). Lees verder

Reactie op ‘MH17-proces wordt erg lastig in Nederland’

Convoy_of_MH-17_victims_on_the_highwayIn ‘MH17-proces wordt erg lastig in Nederland’ (NRC 20 januari 2016) maakt het NRC melding van een discussie over de draagwijdte van artikel 552y van het Wetboek van Strafvordering. De Nederlandse overheid zou deze bepaling willen aangrijpen om voor een Nederland voor een Nederlandse rechtbank gerechtigheid voor de MH17-crash te laten geschieden voor alle slachtoffers, dus niet enkel deze met de Nederlandse nationaliteit.  Aangezien het grootste deel van de slachtoffers de Nederlandse nationaliteit, komt Nederland onvermijdelijk in beeld. Nederland heeft het veiligheidsonderzoek uitgevoerd en leidt het joint investigative team, de Nederlandse strafwet maakt berechting voor moord mogelijk, zelfs in de fysieke afwezigheid van de dader, en Nederland staat internationaal bekend om zijn onpartijdige en onafhankelijke rechtspraak. Nederland lijkt me zonder meer in staat het MH17-proces tot een goed einde te brengen. Opdat dit proces aan legitimiteit zou winnen, lijkt het me evenwel raadzaam ook andere landen te betrekken bij de berechting. Lees verder